Door beter te voorspellen hoe lang een donornier werkt, willen de onderzoekers het aantal patiënten met niertransplantaatfalen met 20% terugdringen
Een onderzoeksconsortium onder leiding van het UMCG gaat onderzoeken hoe we de beoordeling van donornieren kunnen verbeteren nieuwe biomarkers en machine learning (AI).
In het zogenaamde ADORABLE-project werken universitair medisch centra, bedrijven en maatschappelijke organisaties samen met financiële ondersteuning door NWO en de Nierstichting. Het project, met een budget van 2,6 miljoen euro en een looptijd van vijf jaar, staat onder leiding van internist-nefroloog en hoogleraar interne geneeskunde Martin de Borst.
Hoe lang werkt een nier?
Door beter te voorspellen hoe lang een donornier werkt, willen de onderzoekers het aantal patiënten met niertransplantaatfalen met 20% terugdringen en daarnaast het aantal transplantaties met behulp van een nier van een overleden donor doen toenemen van 500 naar 550 per jaar in het jaar 2035. Dit leidt tot kortere wachtlijsten, een lagere ziektelast, minder kosten en een betere levenskwaliteit voor patiënten en hun naasten.
Interdisciplinaire samenwerking
Transplantaatfalen is een complex probleem dat vraagt om samenwerking tussen verschillende wetenschapsdisciplines. Binnen ADORABLE zal er behalve het ontwikkelen van voorspellingsalgoritmes ook focus liggen op het perspectief van patiënten, zorgverleners en de maatschappij. Naast academische partners UMCG, Erasmus MC, UMC Utrecht en Universiteit Twente zijn ook (tech)bedrijven en organisaties zoals Eurotransplant en de Nederlandse Transplantatie Stichting betrokken om de opgedane kennis toepasbaar te maken binnen de reguliere zorg.
Tweede project
Naast het ADORABLE-project van Martin de Borst start ook het PERSIMMON-project, waar vanuit het UMCG internist-nefroloog Jan-Stephan Sanders als werkpakketleider bij betrokken is. Dit project focust op het personaliseren van de noodzakelijke afweeronderdrukkende behandeling na transplantatie om daarmee de effectiviteit van de behandeling te vergroten, de bijwerkingen (toxiciteit) te verminderen en de therapietrouw van patiënten te verbeteren.
Bron: UMCG