Gezondheid gaat niet alleen over persoonlijke keuzes, maar ook over de manier waarop onze maatschappij is ingericht
Nederlanders leven langer, maar we brengen lang niet alle jaren in goede gezondheid door. Hoe kunnen we zorgen voor meer gezonde jaren voor iedereen? Om dat te veranderen is het nodig om met een brede blik naar gezondheid te kijken, zegt gezondheidseconoom Jochen Mierau, sinds dit najaar prodecaan onderzoek in het UMCG. ‘Gezondheid gaat niet alleen over persoonlijke keuzes, maar ook over de manier waarop onze maatschappij is ingericht.’
Eerst de cijfers, in gemiddelden: hoogopgeleide mannen en vrouwen leven tot hun 69ste in goede gezondheid. De mannen worden bijna 83, en hebben ruim 13 jaar ongezonde jaren. De vrouwen leven langer, zij worden ruim 85, waarvan 16 jaar in slechtere gezondheid. Laagopgeleide mannen leven tot hun 56ste in goede gezondheid, en sterven op hun 76ste. Dat zijn 20 ongezonde jaren. Tot slot de groep die er het minst goed vanaf komt: de laagopgeleide vrouwen. Zij worden ruim 80 jaar oud, leven 53 jaar in goede gezondheid en hebben dus 27 ongezonde jaren. Dat is ongeveer een derde van hun leven.
De verschillen tussen de groepen zijn groot, en voor alle groepen geldt: het aantal ongezonde jaren is aanzienlijk. ‘Het is niet voor niets dat het UMCG al heel lang werkt aan healthy ageing, oftewel gezond ouder worden’, zegt Jochen Mierau, ‘want het gaat niet per se om ‘lánger zullen we leven’, het gaat erom dat we meer gezónde jaren aan het leven toevoegen, voor iedereen.’
Om tot echte veranderingen te komen, moeten we fundamenteel anders gaan denken over onze collectieve verantwoordelijkheid voor ieders gezondheid. Zij-instromer in de zorg
Maar hoe doen we dat? Met die vraag houdt Mierau zich al jaren bezig. Hij is een soort ‘zij-instromer in de zorg’: hij studeerde economie, volgde een research master economie & econometrie en promoveerde op de economische gevolgen van vergrijzing. Na zijn promotie ging hij zich steeds meer interesseren in gezondheidsvraagstukken. Hij was oprichter en directeur van de Aletta Jacobs School of Public Health, directeur van Lifelines en sinds 2020 hoogleraar Economie van de Volksgezondheid aan de Rijksuniversiteit Groningen. Sinds 1 september is hij als prodecaan onderzoek in het UMCG verantwoordelijk voor het wetenschappelijk onderzoek, dat gericht is op de vraag hoe we voor iedereen meer gezonde jaren mogelijk maken.
Het antwoord daarop is wat hem betreft breder dan alleen medisch-wetenschappelijk onderzoek doen, al begint het daar wel: ‘Als je kijkt naar de vele jaren die mensen doorbrengen in slechte gezondheid, dan is het belangrijk te onderzoeken waar die gezondheidsrisico’s vandaan komen: welke ziekten zijn terug te voeren op bekende risicofactoren, en welke blijven onverklaard?’
Onderzoeken die elkaar versterken
In het UMCG wordt dit op verschillende manieren onderzocht. Met fundamenteel onderzoek leren we hoe het lichaam werkt, hoe ziektes ontstaan, en wat er in cellen en genen gebeurt. Met klinische studies onderzoeken we hoe we een ziekte het beste kunnen behandelen en hoe we de zorg voor onze patiënten kunnen verbeteren. En met populatieonderzoek doen we onderzoek onder grote groepen mensen. Dat leert ons hoe vaak ziektes voorkomen, wat de oorzaken zijn, en hoe je ziekten kunt voorkomen of vroegtijdig opsporen.
Nu leveren die onderzoeken an sich al veel kennis op, maar Mierau ziet ook veel waarde in meer samenwerking tussen verschillende disciplines en vakgebieden. ‘Je versterkt elkaar en dat kan mooie resultaten opleveren. Neem een onderzoek van een paar jaar geleden met data van Lifelines: door samen te werken ontdekten onderzoekers niet alleen hoe omgevingsfactoren de samenstelling van het microbioom beïnvloeden, maar ook dat deze samenstelling verband houdt met uiteenlopende ziektes, zoals maag-, darm- en leverziekten, stofwisselingsproblemen en psychische klachten. Zulke inzichten kunnen we bijvoorbeeld gebruiken voor onze adviezen aan patiënten en voor screeningsprogramma’s. Zo kan fundamentele kennis over het microbioom helpen bij het ontwikkelen van voedings- of leefstijladviezen op maat, waardoor mensen langer gezond kunnen blijven.’
Preventie als collectieve verantwoordelijkheid
Naast onderzoek naar het ontstaan en de behandeling van ziektes, is ook het voorkómen van ziektes belangrijk om meer gezonde jaren voor iedereen mogelijk te maken. In het UMCG wordt daar al op allerlei manieren aan gewerkt. Zo is er het Very Brief Advice : een gesprek van 30 seconden tussen zorgverlener en patiënt over stoppen met roken, mét een verwijzing naar beschikbare hulp. En sinds 2021 is er een prehabilitatiepoli in het UMCG, waar patiënten voorafgaand aan een grote operatie begeleiding krijgen om fitter te worden. Dat verkleint het risico op complicaties en vergroot de kwaliteit van leven, blijkt uit wetenschappelijk onderzoek. ‘Het idee is eigenlijk heel simpel: hoe gezonder je bent voordat je een operatie ondergaat, hoe sneller en beter je herstelt’, zegt Mierau.
Maar, benadrukt hij, preventie is niet een louter individuele aangelegenheid. Om tot echte veranderingen te komen, moeten we fundamenteel anders gaan denken over onze collectieve verantwoordelijkheid voor ieders gezondheid. ’Gezondheidsrisico’s vallen niet als meteorieten uit de lucht; ze ontstaan door hoe we onze samenleving inrichten.’
We leven in een wereld vol ‘ongezondheidsbetutteling’. Ik vind het logisch dat we daar duidelijke informatie tegenover zetten die gezonde keuzes makkelijker maakt, en meer gezonde jaren bereikbaar maakt voor iederéén.
Een recente anti-rookcampagne noemt hij een goed voorbeeld van hoe het ook kan. ‘In plaats van te benadrukken dat rokers ‘verkeerde keuzes’ maken, legde de campagne de nadruk op de rol van de tabaksindustrie: hoe miljarden worden besteed om mensen verslaafd te maken en winst uit te halen. De verantwoordelijkheid ligt bij de partijen die het probleem aanjagen en de overheid die het deze partijen mogelijk maakt om binnen de ruimte van de wet winst te maken die ten koste gaat van de volksgezondheid.’
Laat producenten maar aantonen dat hun product niet schadelijk is
Mierau pleit voor een veel prominentere rol van het voorzorgsprincipe. ‘Nu moet vaak eerst worden bewezen dat een product schadelijk is voordat er wordt ingegrepen, terwijl het juist veel logischer zou zijn om te eisen dat producenten aantonen dat iets niet schadelijk is voordat het op de markt komt, of in ieder geval voordat het grootschalig wordt verspreid. Dus in plaats van dat de Voedsel- en Warenautoriteit zich druk maakt over of vegetarische producten “gehakt” mogen heten, lijkt het mij een betere tijdsbesteding om te kijken of er niet te veel producten in de schappen liggen die ons bij langdurige blootstelling ziek maken.’
Regels om mensen te beschermen tegen ongezonde producten – klinkt dat niet iets te veel als betutteling? ‘Maar dan zeg ik: dat zijn reclames óók. Waarom staan we toe dat in de publieke ruimte reclame wordt gemaakt voor producten waarvan we weten dat ze slecht zijn voor de gezondheid, zonder duidelijke waarschuwing? We leven uiteindelijk in een wereld vol ‘ongezondheidsbetutteling’, en daar moeten we op terug durven duwen. Ik vind het logisch dat we daar duidelijke informatie tegenover zetten die gezonde keuzes makkelijker maakt, en meer gezonde jaren bereikbaar maakt voor iederéén. Want alleen met gezamenlijke maatregelen kunnen we het verschil in ongezonde levensjaren echt kleiner maken.’
Bron: UMCG
/G_650_241.jpg)
/c_650_0289.jpg)
/d_650_0170.jpg)
/a_650_0226.jpg)
/H325_02a15hbd.jpg)
/a_650_0705.jpg)
/G_650_281.jpg)
/e_650_0158.jpg)
/G_650_215.jpg)
